Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [16]Zo zal Ik den regen uws [17]lands geven te Zijner tijd, [18]vroegen regen en [19]spaden regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie inzamelt. 16. Hier voert Mozes God zelven in, aldus sprekende. 17. Dat is, uw land vereisen zal. 18. Dien God gaf, nadat het land bebouwd en bezaaid was, om het zaad uit de aarde te doen opschieten. 19. Die kort voor den oogst viel, om de vruchten zwaar en rijp te maken. Zie Jer.5:24; Hos.6:3; Joel 2:23; Jak.5:7.